De familie van Lukas zit nog steeds aan tafel. Ze hebben net allemaal hun dessert op en Melissa, mama en oma zitten gezellig te praten. Lukas valt op dat hoewel ze alle drie meisjes zijn, ze er toch alle drie verschillend uit zien. Lukas vraagt waarom oma rimpels heeft. Oma antwoordt dat ze ouder is dan mama. Lukas begrijpt niet goed wat ouder betekent en vraagt of hij ouder is dan oma. Oma zegt dat hij niet ouder is dan oma. Hij is jonger dan oma omdat hij 9 jaar is en oma 65. Zus is ook jonger dan oma.
Hoeveel jaar je bent, heeft dus invloed op het ouder of jonger zijn dan iemand anders.
Lukas vindt het zo leuk te weten indien iemand ouder of jonger is dan hem. Oma zegt: om te weten te komen indien iemand ouder of jonger is moet je vragen: ‘hoe oud ben je?’ of ‘hoeveel jaar ben je?’. Hij vraagt zijn kleinere broer hoe oud hij is. Zijn jongere broer zegt dat hij 5 jaar is. Ik ben 9 jaar en Lars is 5 jaar dus ik ben ouder en Lars is jonger. Met andere woorden: als Lars jonger is dan ik, dan ben ik ouder. Lukas zegt dat hij ouder is dan zijn kleinere broer. Dat klopt, zegt oma. Hij zegt ook dan hij jonger is dan Melissa en papa. Dat klopt, zegt oma. Ik ben dus jonger dan mama, ook jonger dan oma maar ouder dan Lars.